Thursday, July 31, 2014

Een Portugeesch-Joodsche Vestiging te Amersfoort op het midden der 17de eeuw.


Door JAC. ZWARTS, Nieuw Israelietisch Weekblad No 17, Vrijdag 17 September 1920.


  Nog steeds bestaat er, sedert Koenen in 1840 zijn bekende, en voor zijn tijd belangrijke studie „geschiedenis der joden in Nederland” schreef, geen meer uitgebreid, met de nieuwste bronnen rekening houdend, goed gedocumenteerd werk over dit onderwerp. We houden nog niet eens aan een bronnenpublicatie, waar de meeste bronnen, die zich in de stedelijke archieven bevinden, vrijwel onbekend zijn.
 
  Inzonderheid omtrent de kleinere Port.-Joodsche [gemeentes die hebben] bestaan, tast men in diepe duisternis, en zij zijn belangrijk, omdat juist de Spaansche en Portugeesche Joden veel tot den economischen bloei in het gouden tijdperk der Republiek hebben bijgedragen en uit Joodsch-historisch oogpunt, waar zij door hun aristocratische afkomst, hun algemeene ontwikkeling, hun stoffelijke welvaart als de voornaamste Joden ter wereld golden. 1)
 
  Zoo vond ik in de Amersfoortsche Vroedschapsresolutiën enkele aanwijzingen, waaruit blijkt, dat de Zuiderzeehandel van Amsterdam op Amersfoort, ook aldaar een tot op heden onbekende vestiging in de 17e eeuw ten gevolg had.

  In Juli 1655 gaven „eenighe portegiesen” het verlangen te kennen zich te Amersfoort metterwoon te mogen vestigen. 2) De vroedschap was het verzoek, zooals meestal, wanneer het Portugeesche Joden betrof, de 17e eeuwsche Regenten van hun rekkelijkhid blijk gaven, gunstig gestemd en had een open oog voor den vooruitgang der goede stad, die door hun vestiging zoude bevorderd worden. En dan moest het gevaar van besmetting wijken, dat van vreemdelingen te duchten was. Haar Rotterdamsche zuster was een veertigtal jaren te voren verder gegaan en had zelfs in 1610 besloten „de cooplieden van de Portugaelsche natie met eenige privilegen ende vrijheden te inviteren binnen de voorseide stede te comen resideren”. 3)

  Het ligt voor de hand, dat deze „portegiesen” van de verlangde vergunning gebruik zullen hebben gemaakt. Het mocht mij echter niet gelukken, in het Notarieel Archief van Amersfoort, berustend in 's Rijks Archieven te Utrecht, eenige nadere bijzonderheden hieromtrent te vinden.

  Zes jaar later, in December 1661, vinden we in de Amersfoortsche Vroedschapsresolutiën, twee Portugeesche Joden, Joseph Pereira, geboortig van Ville Roiael in Portugal, en Emanuel Tor Alto, geboortig in Ville Floor, eveneens in Portugal, die den burgereed naar geexhibeerde attestatie van hun comportement „met gedeckten hoofde volgens de Joodse maniere wel daer toe staende” hadden afgelegt en het burgerschap van Amersfoort hadden verkregen. 4) Van Bemmel zegt omtrent dit „borgerschap” in zijn Beschrijving van Amersfoort 5):
  „De Burgers waren die geenen, welke binnen de stad wonende, aldaar van Burgers geboren waren, of hun Burgerschap gekogt hadden, en dus in allerhande gevallen door den Raad niet alleen verantwoord en voorgestaan, maar tot allerhande gilden, en in den Raad toegelaten wierden, gelijk ook niemand Burger mogten worden, tenzij hij voor vijftig Beyersche gulden Burgen hadde gesteld, dat hij zes jaaren lang met wijf en kinderen binnen de stad komen en metterwoon blijven zoude, ende alle voorlasten afdoen”.

  Weldra zou Joseph Pereira van deze nieuw verworven rechten gebruik moeten maken. De familie Pereira behoort tot de eerste hier ten lande gevestigde Portugeesch-Joodsche familiën en zette hier in nieuwen bloei en luister haar aloude roem voort, vooral in de 18e eeuw 6).

  Isaac da Costa zegt in zijn „Adellijke geslachten onder de Israëlieten” 7) historische gegevens, omtrent dit geslacht, ontleend aan een kolossaal groot folio Ms in rood fluweelen band, den 22en Februari 1535 door den wapenkoning van Joan III van Portugal ten behoeve van den Portugeeschen edelman Graaf Dom Manuel Pereira afgegeven. Het vangt met Ruy (Rodrigo) Pereira o bravo (de dappere) aan en behandelt onderscheidene verwante geslachten, meest uit Koninklijken Portugeeschen bloede. Als Marranos was hun wapens een leliekruis van zilver in keel, als Joden veranderden zij het kruis in een boom, zinspelend op perenboom. Maar dit alles kon de Amersfoortsche inwoners niet gunstig jegens hun nieuwen Joodschen medeburger stemmen, en hun ongenoegen kwam in onderscheiden „insolentiën voor sijn wooninge in scheltwoorden en anders” tot uiting 8).

  Vandaar dat Joseph Pereira uithoofde van zijn gewonnen burgerschap der Regeerders bescherming inriep. De vroede vaderen lieten hun authoriteit gelden en gelastten den Officier de klacht te onderzoeken „en het recht van den hr van den Lande te bewaren”.
  Het economisch belang der Portugeesche Joden strekt zich ook over onderscheidene industriën uit.

  Toen omstreeks 1650 verscheidene Portugeesche Joden zich in Maarssen vestigden en er zich verstoutten den Joodschen godsdienst uit te oefenen, verwekte dit heftige verontwaardiging bij den Kerkeraad der „Gemeinte Jesu Christi”, die door haar requesten van de Utrechtsche Staten gedaan wisten te krijgen, dat de Schout in het najaar van 1653 dit persoonlijk belette. In een tegenrequest van de Portugeesche Joden heet het:
  „hoe dat sy supplianten met intentie van te cultiveren de neeringe en voortganck van handtwercken in de voorsz dorpe bij provisie hadden gestelt een sijdemolen daer mede haer wel vijf en twijntich persoonen van d'lnwoonders zijn geneerende soo oudt, als jongh, verhopen 'tselve getal metter tijt zal vermeerderen en veel grooter worden: waer uyt dan die arme luyden veel beneficie soude connen treeken soo werckluyden alsoock Backers en Brouwers en alle andere Die neeringe Doen: waer Door d'lnwoonders tot maersen met heul. supplianten hadden minnelijcke correspondentie” 8).

  Acht jaar later, in 1662, droeg „sekere portegiese Joode woonende binnen deze Stadt” der Vroedschap mondeling zijn bede voor, om toestemming te erlangen „binnen sijn huijs twee a drije wolle weefgetouwen te mogen aanstellen” 9).

De Vroedschap benoemde een commissie uit haar midden „omde overichheyt van de Draperijen te hooren” en dienaangaande te rapporteeren.

  Het advies is mij onbekend; het verzoek zal wellicht toegestaan zijn. Van Bemmel zegt 10) over de lakendraperiën dat tot ieder winkel, ja tot ieder weefgetouw „ten minsten tusschen de dertig en veertig menschen behoorden”. Vondel zingt in zijn „De Nachtegaal van Amisfort”:

Het Laken-schietspoel ruyscht door d'aangespanne keten.

Zij kemt, en spint, en breid en weeft de Schaapevacht,

Hier wordt den Vreemden, vart den gastvrije Ingezeten

Gewelkomt, slegt en recht, en zonder dwaasepracht.

  Voornamelijk bij den Bloemendaalschen poort Stonden deze „volmolens” tegenover de latere joodsche begraafplaats; hier stond vlak tegenover een vollemolen op 't water, „maar door de Verslapping van 't volle weefgetouw is dezelve Voor lange jaaren af- en weggebrooken” zegt v. Bemmel 11). Dit hoekje grond behoort sinds oude tijden aan de Nederlandsch Israelietisehe gemeente te Amersfoort.
 
  In het smaakvol geschreven feestgeschrift bij de inhuldiging van H. M. de Koningin „Oranjebloesems uit de gedenkbladen van Neerlands Israël” schrijft wijlen Opperrabbijn T. Tal z.g., dat te Amersfoort in 1726 een Portugeesche en in 1727 een Hoogduitsche Synagoge bestond. Het eerste kom ik niet bevestigd vinden. Wel zegt v. Bemmel 13): Zij (de Joden) hilden voortijds (is vóór 1726) hunne vergaderingen tot het plegen van hunnen godsdienst, op twee bijzondere plaatsen, doch hoeft hier niet juist aan Portugeesche Joden te worden gedacht.
 
  Ten slotte vonden we in 1665 in het Notarieel Archief van Notaris Willem Visscher te Amersfoort 14) een machtiging van „Jacob Monsalto jegenwoordich alhier ter stede, mij notaris bekent gemaeckt sijnde out (soo hij verclaerde) omtrent vier en twintich jaren... als een mede Soon ende Erfgenaem van Sa, Moses Morenas Monsalto ende Ghana Moreno Monsalto in haer beijder leven echtel. wonende tot Amsterdam... special omme wijllen naem en van wegen hem compt inder minne of met recht te versoeken innen te vorderen, of ontfangen vande Ed. Heeren weesm.ren der stede Amsterdam voorut soodanig somme van penu: als ter weescaemere aldaer wegens hem compart inde voorsz qualité is berusten” enz.

  Wellicht stonden de vestiging van Portugeesche Joden in Amersfoort in verband met die (volgens Da Costa een Italiaansch-Portugeesche Synaoge) van Nijkerk, waarvan thans nog eenige overblijfselen restten, in de 18e eeuw moet hebben gebloeid en in den loop der vorige eeuw verdween. Haar verleden is mede door het feit, dat er van Nijkerk vóór 1813 geen Notarieele Archieven zijn, nog in de diepste duisternis gehuld. In het oude gedeelte van het zich ontwikkelende Provinciestadje Amersfoort, waar de Muurhuizen zich tegen den Stadswal uitbouwen, ligt de Bloemendaalsche Poort. Waar het oude geboomte zich achter den metersdikken ouden stadsmuur in het diep donkergroen van den ouden stadsgracht weerspiegelt, ligt aan den eenen kant de golvende oude begraafplaats der Joodsche gemeente; aan den anderen kant ligt een klein hoekje met hekwerk afgestut, waarop eenden rustig tusschen het groen broeden. Men wijst het aan als de begraafplaats van de voormalige Portugeesche Joden van Amersfoort.

1) Binnen afzienbaren tijd hoop ik een uitgebreide studie over „de Spaansch-Portugeesch Joodsche nederzetting te Maarssen” in het licht te geven.
2) Bijlage I.
3)J. H. Roos in „Algemeen Ned. Familienblad “1884 no. 26 en E. Italië „Isr. Gemeente” in „Rotterdam in den loop der eeuwen” 2e gedeelte 6e stuk p. 133, R'dam 1910.
4) Bijlage II.
5) Uitrecht 1760, dl. II p. 752-753.
6) Zie uitvoerig mijn in noot 1) aangekondigde studie.
7) De Navorscher, Jrg. 1858, p. 72.
8) Bijlage III.
9) Bijlage IV.
10) Dl. II, p. 780.
11) Hrd., p. 40-41.
12) Amsterdam 1898, p. 78.
13) Dl. I, p. 178.
14) Rijks Archief te Utrecht in d.d. 7 Aug. 1665 (fol. 103).
15) Zie: Moreno „The Jewish Encyclopedia”, New-York—Londen, 1901-1905, vol. IX, p. 15.


BIJLAGE I. Extract uit de Vroedschapsresolutiën der stad Amersfoort, gemeentearchief aldaar in dato 27 juli 1655.

In den Raed bekent gemaeckt sijnde dat eenighe portugiesen haer hebben aengegeven, van dat sij geerne binnen dese Stat metterwoon souden komen hebben 't zelve toegestaen mits dat sij luyden geen persoonen met haer en brengen, die besocht sijn en met eenighe besmettelijcke siekten, ofte oock eenighe meubelen med te brengen, die uijt besmette huijsingen ofte plaetsen gewonenn sijn.
Actum úts.

BIJLAGE II. Extract uit de Vroedschapsresolutiën der Stad Amersfoort, gemeente-archief aldaar in d.d. 2 Decmber 1661.
 
Borger. Joseph Pereira geboortigh van Ville Roiael in Portugael Joode lest gewoont hebbende binnen Amsterdam, en naer geexhibeerde attestatie van sijn comportement, heeft gewonnen de Borgerschap, der Stad Amersfoort, en op luyden den eet met gedeckten hoofde volgens Joodse manier wel staende gedaen.
Actum úts.

Borger. Emanuel For Alto gebortigh van ville floor in Portugaell Joode lest gewoont hebbende binnen Amsterdam, en naer geexhibeerde attestatie van sijn comportement, heeft gewonnen de Borgerschap deser stad Amersfoort, en op huyden den eet niet gedeckten hoofde volgens de Joodse maniere wel daer toe staende gedaan.
Actum úts úpra.

BIJLAGE III. Extract uit de Vroedschapsresolutiën der Stad Amersfoort, gemeente-archief aldaar in d.d. 20 October 1662.

Politie den XX October 1662.
De Regeerders rs. gehoort de Clachte van Joseph Pereira Portugyse Joode, dat heyde insolentien voor sijn wooninge in scheltwoorden en anders gepleeght worden, hebben den heer Officier gelast D. op te informeeren en het recht van den hr. van den Lande te bewaren.
Actum úts.

BIJLAGE IV. Extract uit de Vroedschapsresolutiën der Stad Amersfoort, gemeente-archief aldaar in d.d. 18 Februari 1662.

Politie den XVIIIen februarij 1662.
De Regeerders rs. gehoort het mondelinge versoek van sekere portugiese Joode woonende binnen dese stadt ten eynde hem gepermirteert mocht worden binnen sijn huijs twee adrije wolle weeffgetouwen te mogen aenstellen: hebben goedgevonden te committeren de heeren Borgermrs. off wie van haer Ed. best sall konnen Dacorez nevens Rutgr Ebertzen, Johan Richolt van Ruytenbergh en Johan van Ommeren Schepenen mitsgrs. Claes HendrickzRaad off het meerendeel van heer D: omde overichheijt vande Draperijen te hooren tot het voorsz v.soeck te induceren en een middel dien aangaend huijne vinden.
Actum úts.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uit: De joodsche gemeente van Amersfoort : Gedenkschrift samengest. ter gelegenheid van het 2. eeuwfeest van haar synagoge ; 5487:1727 - 5607:1927 / door Jac. Zwarts
 
De Portugeesche Vestiging.

Keizer Karel V vaardigde to Utrecht in 1546 een plakaat uit, waarbij de Joden „alomme binnen onsen Lande van Utrecht” verdreven werden, voor zoover zij er waren en nieuwe Joodsche vestiging verboden werd.1) Dat dit verbod ook voor Amersfoort gold, blijkt wel uit het antwoord aan de deputatie, die de stad Nijmegen op 3 Februari naar den Keizer te Amersfoort zond, om haar Joden to mogen behouden. De Keizer wees dit verzoek of en de Nijmeegsche Joden trokken toen naar het Kleefsche weg.

Toen de Republiek der Vereenigde Nederlanden zelfstandig was geworden, vestigden zich op het einde der 16de eeuw de aanzienlijke Spaansche en Portugeesche Joden te Amsterdam die er den Joodschen godsdienst vrij konden uitoefenen, nadat zij de bloeddorstige Inquisitie ontvlucht waren. Het waren lieden met hooge Europeesche adellijke titels, van algemeene beschaving, van kunst no wetenschap, met handels- en ondernemingsgeest en voorzien van ruime finantieele middelen.

Evenals in Holland waren zij ook in Amersfoort de pioniers der Joodsche vestiging. Werden zij te Amsterdam in den handel geheel vrijgelaten, van de industrieen was hun de boekdrukkunst, de suikerraffinaderij en de diamantslijperij gelaten; zijde- en lakenweverij was daar het monopolie der gilden.

In Amsterdam bloeide bij haar opkomst de Draperie of lakenbereiding weder op en werd weldra de hoofdnering van Amsterdam. Daar nu wel vier-vijfde van de Spaansche wol naar Nederland ging, terwijl omgekeerd het laken voor een groot deel weer naar het land der merinoschapen terugging,2) was het voor de Spaansche en Portugeesche Joden dus dubbel bezwaarlijk, dat zij én de zijdeindustrie én de lakendraperie in Amsterdam niet vermochten uit te oefenen. Omstreeks 1650 richtten zij daarom een zijdemolen to Maarssen bij Utrecht op, waar zij een 25 tal werklieden brood verschaften. Dit was echter van korten duur, doordat de Vroedschap van Utrecht in 1654 uit concurrentiemotieven, deze nijverheid deed stopzetten. Zij zochten nu Amersfoort op, dat reeds belangrijke lakenfabricage bezat. Op 27 Juli 1655 werd in den Amersfoortschen Raad bekend gemaakt „dat eenighe portugiesen haer hebben aengegeven, can dat sij geerne binnen dese stad metterwoon souden komen.” 3) Hun verzoek werd toegestaan, mits zij geen personen zouden medebrengen, die een besmettelijke ziekte hadden of meubels, die van besmette huizen of steden afkomstig waren.

De eerste Joodsche burger van Amersfoort was dan Joseph Pereira, een voornaam heer en afstammeling van Ruy (Rodrigo) Pereira o bravo (de dappere), verwant aan het voormalige koningshuis van Portugal. Nog bewaart de familie den wapenbrief, den 22en Februari 1535 door den wapenkoning van Jan III ten behoeve van Graaf Dom Manuel Pereira afgegeven; als Joden veranderden zij het kruis in hun wapen in een boom. Joseph Pereira „geboortigh van Ville Roiael in Portugal Joode” en Emanuel de For Alto „geboortigh van Ville Floor in Portugal Joode” beiden „lest gewoond hebbende binnen Amsterdam” verwierven op 2 December 1661 het stadsburgerrecht van Amersfoort 4), waarop zij met gedekten hoofde volgens Joodsche manier den eed aflegden. In het jaar 1663 verwierven weder 3 Portugeesche Joden het Burgerrecht van Amersfoort. Het waren Isaacq a Roijo „gebooren binnen Lisbon in Portugael Joode” (9 Maart), Abraham Nunes de Pas, Amsterdamsch koopman (6 Juli) en Abraham Rodrigues. „geboortig van Mon Santo in Portugal Portugijse Joode Drapier” (23 November). Uit het Informatieboek 5) maken wij nader met de Portugeesche Joden kennis, wanneer zij op Sabbathmiddag op de Wal bij Bloemendaal aan den wandel waren. Zoo zien wij dan weder Pereira met den heer For Alto, dan weder met Mevrouw For Alto op de Sabbathwandeling. In 1663 maken wij op een Sabbathmiddag kennis met „sekere Joode genaemt Benjamin” en „de Joode woonende opt Sant genaemt den Spaenjaert” en Isaacq a Royo onder „eenige Joden”, die over Bloemendaal liepen.

De Portugeezen konden te Amersfoort, dank zij den wijden blik van Regeerders, ongestoord hun bedrijf uitoefenen. De omvang hiervan last zich gissen uit het verzoek van „sekere portegiese Joode woonende binnen deze Stadt” in 1662 om „binnen sijn huijs twee a drije wolle weeffgetouwen te mogen aenstellen” waartoe voor elk weefgetouw, volgens Van Bemmel, ten minste tusschen de dertig en veertig menschen behoorden. lk kan van het personeel slechts Evert can Crouwenhoff noemen, die op 22 September 1663 als 22-jarig „Drapiersgesel werckende bij Salomon de Pas Joode” voorkomt 5) en in 1664 de 23-jarigen „Wolketder" Philips Moijses.

In 1665 vinden wij dan nog to Amersfoort woonachtig de 24-jarige Portugeesche Jood Jacob Monsalto, zoon van den toen to Amsterdam overleden Sr. Moses Morenas Monsalto en Chana Moreno Monsalto. 5)

De volmolens der Drapiers stonden voornamelijk bij de Bloemendaalsche Poort, alwaar de Joodsche Gemeente tegenover de groote begraafplaats nog een oud begraafplaatsje bezit, dat can de Portugeezen zou afkomstig zijn. Inderdaad vond ik er het onderstuk can een zerk op met de letters ת'נ'צ'ב'ה, de afkorting van den gewonen wensch onder een Joodschen zerk voor de ziel van de(n) overledene. Uit de versiering bleek mij, dat de steep liggend bedoeld is, dus van een Portugeesch-Joodsch graf moet zijn en uit de eerste helft der 18e eeuw moet dateeren.

Waar deze op Sabbath middag wandelende Portugeesche Joden hun Synagogedienst hebben gehouden is niet bekend; ik vermoed echter ten huize van Pereira. Ook de Hoogduitsche Joden hielden naderhand synagogediensten to Amersfoort, totdat de Portugeesche met de Hoogduitsch-Joodsche Gemeente in het begin der 18de eeuw samensmolt. Toen werd door alle Amersfoortsche Joden gezamenlijk Synagogedienst gehouden, welke gemeenschap in 1727 het tegenwoordige Bedehuis inwijdde. In 1729 deed echter Dr. Moses de Fortis nog moeite, om ten zijnen huize Synagoge volgens Portugeeschen ritus te houden.6) Salomon Benjamijnsz (Betsoleil ben Benjomin Preizik), Levi Benjaminsz(Leib bar Boroech), Gerrit Zamuels Cohen (Gitrien ben Benjomin Kouhein), Jacob of Beer Symonsz, Baarnd Jacobusz. Harmanus Zamuelz, Aaron Benjaminsz (Aharoun Benjomin) en Ysaack Coenraads „sijnde alle van de Hoogduijtse Joodse Natie, haar binnen dese stad bevindende”, verklaren voor notaris Harderwijk op 30 Maart 1729, dat zij op 22 Maart laatstleden „met de Heer Moses de Fortis Philosophiæ et mediciæ doctor sijnde vande Portugeesche Joodse natie en wonende binnen dese stad, ende dat, door inductie ende persuatie (overreding) van den selven Heer Fortis, seker contract alhier hebben aangegaan,” waarbij zij zich verbonden hebben tegenover Dr. De Fortis „omme in desselfs huijs bij te woonen en te frequenteren, (dikwijls bij te wonen) op de dagen, tijden en uuren daartoe gesteld, den Portugeesche Godsdienst, waar van sijlieden belijdenisse doen.” Nu zij echter „dese saak nader ende met rijpe overleg hebben geexamineert ende overwoogen, ende verders voltomen in haar gemoed sijn overtuigt geworden, dat sij van voorgaande teekening bij de Hoogduijtse Joodse Ouderlingen gedaan (van welke Hoogduijtse ende geensints van de Portugeese Joodse Nasie sij comparanten altoos geweest sijn, ende nog sijn, dienvolgens abusivelijk bij 't voorsz Contract met meergemelde Fortis aangegaen van de Portugeesche Joodse Natie te sijn gemeld worden) niet konnen nogh moogen afgaen.”

Dr. de Fortis had deze arme luiden met klinkende munt betaald en daar hij acht Joden huurde, blijkt wel (daar er 10 voor den dienst noodig zijn) dat hij toen tot de eenigste Portugeesch-Joodsche familie van Amersfoort nog behoorde. Parnassijns der Hoogduitsch-Joodsche Gemeente konden echter geen particuliere Synagoge dulden, daar hun Synagoge, zoo dit voorbeeld nagevolgd zou worden, niet zou kunnen blijven voortbestaan, Het achttal kreeg dus ieder een som van Parnassijns, waarvan Dr. de Fortis moest worden terugbetaald en zij zich vervolgens aan hun contract als lid der Gemeente hadden te houden. Zoo kwam het, dat zij nu verklaarden „vervolgens poeniteren ende berouw hebben” over het contract met den Doctor „dat sij als onnosele menschen ende die saaken niet verstaande” door Dr. de Fortis „waaren geroepen, genodigt, misleijd ende als omgekogt geweest” waartegen zij nu protesteeren en een gerechtelijke insinuatie aan Dr. de Fortis laten doen met de mededeeling, dat zij „niet gesint sijn, op den 18e van de maand April 1729 in sijne huijsinge tot 't oeffenen vande godsdienst haar te laten vinden, maar te sullen blijven continueren in de Kerk en de Gemeente, waar aan sij door voorgaande verbintenis sig hebben geengageert gehad, ende waar van sij alsnu overtuijgt sig niet meer door eenige reden off persuasie willen laten debauchere off int toecomende daar van te laten afftrekken” zooals zij nu „uyt armoede en verlegendheijd van geld” hebben laten doen. Zij laten de 7 guldens en 10 stuivers die Dr. de Fortis ieder had gegeven bij de insinuatie nu weder restitueeren.

Dit is het laatste bericht van een Portugeesch-Joodsche Vestiging te Amersfoort. Alleen hier hebben zij de lakenweverij als industrie kunnen beoefenen. En de groote beteekenis, die deze industrie gehad heeft voor hen, schetst een Portugeesche Jood te Amster-dam in 1770.7) Deze wilde het verval van zijn Portugeesch-Joodsche „Natie” opheffen door het oprichten van een zijdefabriek en een wolspinnerij, waarvan hij dan weder de grootste welvaart verwacht „Dat dit het wederopkomen der doode draperie-nering hier ter stede veroorzaken kon en de armoedige jeugd aan bezigheid en het verdienen hielp.”

1) Zwarts: „De beide 16de eeuwsche lodenreliefs in het Centraal Museum te Utrecht” in het „Oudheidkundig Jaarboek” (April 1925).
2) „Amsterdam in de 17de eeuw.” II Den Haag 1901-1904 Hoofdst. VII: Zwarts: „Portugeesche Joden te Maarsssen en N. Maarsseveen in de 17de eeuw” overdruk uk het Jaarboekje van „Niftarlake” 1922.
3) Zwarts: „Een Portugeesch Joodsche Vestiging te Amersfoort op het midden der 17de eeuw” in het „Nieuw Israël. Weekblad”. van 17 September 1920 Jrg. 56 No. 17 en in het „Ned. Nieuw Biographisch Woordenboek” VI p. 1106.
4) Burgerboek van Amersfoort (Gemeentearchief No. 17).
5) Informatieboek van het Gerecht (No. 407) in het Rijks Archief te Utrecht.
6) Protocol Notaris Johan Harderwijk in het Rijks Archief te Utrecht (No. 1701).
7) „De Vrijdagavond” van 27 Maart 1925 Jrg. I No. 53.




Wednesday, July 30, 2014

De Zoogenaamde Portugeesche Gemeente te Nijkerk, door Dr. D. E. Cohen (Amsterdam)

Uit „Bijdragen en Mededeelingen van het Genootschap voor de Joodsche Wetenschap in Nederland” 1925
PDF Genootschap Joodse Wetenschap

 Met mijn eigen aantekeningen in rood

 Eenigen tijd geleden deelde de heer D. S. van Zuiden een en ander mede „Over den oorsprong van de voormalige Portugeesche Joodsche gemeente te Nijkerk” 1). Bij een onderzoek naar de oude Joodsche gemeenten in ons land, dat ik voor eenige jaren deed, werd ook mijne belangstelling voor deze gemeente opgewekt. Ik heb toen omtrent hare geschiedenis merkwaardige gegevens kunnen verzamelen, die mij in staat stellen iets meer van den sluier, die Nijkerk's verleden omhult, op te lichten.
  Het is niet bekend, of in de Middeleeuwen, toen er verschillende steden van Gelderland, zooals Nijmegen, Arnhem en Zutphen, Joden woonden, deze ook te Nijkerk gevestigd waren. ln ieder geval is er, nadat Karel V door zijne plakkaten de Joden uit zijne landen verdreven had „op poene te verbeuren bij voirz. Joeden lyf und goedt”, geen spoor meer van hen te vinden.
  Noch in de Resolutieboeken 2) van de Ambtsjonkers van Nijkerk, noch in de oude boeken van het Weeshuis kont eenig bericht voor omtrent de Joden vóór het jaar 1700. Dit neemt echter niet weg, dat ze er toch reeds in het begin der 17e eeuw gewoond hebben. Hun aantal kan zelfs niet onbelangrijk geweest zijn, want in het midden dier eeuw bezaten ze reeds een begraafplaats op Hoogstraten. Dit is de oudste der drie Joodsche begraafplaatsen, welke men thans te Nijkerk vindt. Naar de heer S. Hamburger mij in der tijd mededeelde, zijn, daar grafsteenen gevonden uit de jaren 1650 en 1651. Thans liggen deze steenen waarschijnlijk diep onder den grond, want de pogingen om ze terug te vinden waren vruchteloos.
  Of de eerste Joodsche inwoners van Nijkerk Hoogduitsche, Italiaansche of Portugeesche Joden geweest zijn, is niet met zekerheid vast te stellen, waarschijnijk is echter, dat de eerste vestiging uit Hoogduitsche Joden bestaan heeft. [1]
 De eenige Jood, die voor 1700 met name genoemd wordt, is Jacob de Jode. Deze was vóór 1681 politie agent of zooals het toen heette armen-jager. Het Resolutieboek vermeldt 3) dato 8 Maart 1681 „Nog hebben de Jonckeren geaccordeert, dat Renger Tyzen bij provisie sal worden aengestelt tot Armen Jager, in plaatse van Jacob de Jode.” Hij genoot daarvoor een tractement van honderd gulden.
 Verder worrdt in de Resolutieboeken onder de honderd en vijf en twintig onderteekenaars, ingezetenen van Nijkerk, die 1 Mei 1703 het ambtsbestuur een groote vaart naar zee trachtten te verkrijgen, ook Salomon Levi aangetroffen, waarschijnlijk dezelfde, aan wie in Januari 1708 „het Wesenhuis” verpacht is en die nog in 1733 lombardhouder was.
  Dat op deze lijst slechts één Jood voorkomt, is merkwaardig, en doet vermoeden, dat het aantal Joden, dat omstreeks 1700 te Nijkerk woonde, niet heel groot was. Het is dan ook wel zeker, dat vele Joodsche tabakshandelaren in het midden en in de tweede helft der 17e eeuw uit Nijkerk zijn weggetrokken. Enkelen emigreerden met Wouter van Twiller, directeur der West-Indische Compagnie, en vele andere Nijkerkenaars naar Noord Amerika, waar ze zich op Long-Island grond kochten om tabaksplantages aan te leggen 4) [2] . De meesten echter hebben zich in den omtrek van Nijkerk vooral in het naburige Amersfoort gevestigd. Een van deze was Ezechiël Cohen. In een oorkonde van 15 Maart 1727 verklaren Burgemeesters enz. der stad Amersfoort, dat „Sinjr. Ezechiël Cohen in den jaere 1690 binnen dese stad is komen wonen” enz. Verder, dat hij „van den jaere 1690 en ook al te voren eer alhier woonagtigh was binnen dese stad en naburige steden en plaatsen de coopmanschap van Tabak seer sterk, heeft geexerceert en heden nogh is exerceerende soo dat den requirant bij ons bekend staet voor een van de eerste en principaalste cooplieden in tabak” enz.
  Van deze eerste Joodsche gemeente schijnt dus niet veel overgebleven te zijn.

 Toen op het einde der 17e eeuw en ‘t begin der 18e eeuw de tabaksteelt haar hoogtepunt bereikte, veranderde dit echter. Volgens van Bemmel 4) waren er te Amersfoort in 1636 ongeveer vijftig planters, in 1670 honderd en twintig en in 't begin der 18e eeuw over de twee honderd. Geen wonder, dat zich toen ook te Nijkerk vele nieuwe planters vestigden. Onder hen bevonden zich verschillende Joden van Italiaansche herkomst. Hun aantal nam voortdurend toe, zoodat het toch al niet groote aantal Hoogduitsche Joden spoedig in de minderheid geraakte. Deze sloten zich bij de Italianen, die den Portugeesche ritus in hunne gebeden volgden, aan en hielden met hen tezamen hunne godsdienstige bijeenkomsten. Zoo ontstond deze zoogenaamde Portugeesche gemeente, die echter noch geestelijk noch administratief met de Amsterdamsche Sephardische gemeente in verbinding heeft gestaan. Het tegendeel is juist het geval, bij geschillen onderwierpen ze zich aan de beslissing van het Opperrabbinaat der Hoogduitsche gemeente te Amsterdam 5).
 In dit verband is het ook van belang te weten, dat de familie Italiaander, die deze gemeente stichtte, tot de Hoogduitsche Joden moet gerekend worden.[3] Daarom en ook om de leidende positie, welke zij in de Nijkerksche gemeente innam, komt het mij gewenscht voor een en ander over haar mede te deelen.
  De ltaliaander’s dreven op het einde der 17e eeuw en in de eerste helft der 18de eeuw een grooten tabakshandel. Ze verkochten en verscheepten tabak naar de Noordelijke landen en steden om de Oostzee, hadden groote tabaksvelden en schuren te Nijkerk en Amersfoort en pakhuizen te Amsterdam. Als men de Resolutieboeken uit die dagen naslaat lijkt het wel, of ze met de Cohen's en de van Rees den handel in de inlandsche tabak grootendeels in handen hadden.
 Zooals hun naam aanduidt zijn ze van ltaliaansche herkomst.[4] Hun stamvader Abraham Benjamin was afkomstig uit Venetië. In het Poorterboek van Amsterdam staat hij op 9 Septenber 1670 als tabakspinder ingeschreven. Hij was lid van de Portugeesche gemeente aldaar, bij welke hij bekend stond onder den naam van Abraham Levi Victoria.[5] Niet alleen komen op zijn fraaie grafsteen op Ouderkerk deze bijde namen voor, maar ook is hij uit verschillende notarieele acten gebleken, dat Abraham Italiaander, Abraham Levi Victoria [5] en Abraham Levi van Venetiën dezelfde persoon is. ln een enkele acte wordt hij zelfs een „hoogduyts Joods koopman” genoemd.[6] Waarschijnlijk was hij een dier leden der vóór 1660 bestaan hebbende Italiaansche gemeente te Amsterdam, die zich later gedeeltelijk bij de Portugeesche gemeente hebben aangesloten.[7] Hij was het ook, die met Jacob Abraham Coen in 1667 de Portugeesche Vereeniging Gonen Dal [8] oprichtte.
 Den 24sten September 1673 huwde hij met Rebecca, dochter van Mozes Hammelburg. Uit dit huwelijk had hij vier zonen en even zooveel dochters, die allen met Hoogduitsche vrouwen en mannen getrouwd waren en op de begraafplaatsen der Hoogduitsche Joden zijn begraven. Hieruit blijkt dus wel, dat ze zichzelf tot die gemeente rekenden.
  Een zoon [9] en dochter daarentegen uit het tweede huwelijk met Gracia Campos zijn evenals hun moeder, die eene Sephardische was, op Ouderkerk begraven.
  Abraham Italiaander zelf heeft nooit te Nijkerk gewoond, want zoowel bij het sluiten van het eerste huwelijk als van het tweede op den 21sten Mei 1688 woonde hij te Amsterdam, waar hij in het jaar 1700 overleden is.
  Zijn zonen zetten na zijn dood den tabakshandel voort. Mordechai, Jacob, Benjamin en Isaak ltaliaander stonden aan het hoofd von groote handelshuizen. Omstreeks 1709 vestigden Mordechai en Jacob zich te Nijkerk. Door hun komst met een groote schare familieleden en personeel werd het aantal Joden daar sterk vemeerderd. Met hen begint een tijdperk van bloei zoowel voor den tabakshandel als voor de Joodsche gemeente te Nijkerk.
  Uit dezen tijd bestaan nog enkele aanzienlijke koopmanshuizen en een paar groote pakhuizen ongeveer in 1725 door van Rees en Italiaander gebouwd. In een van deze pakhuizen was de kerk gevestigd. Deze schijnt ongeveer in 1728 als zoodanig door hen te zijn ingericht. ln de Kwartiersrecessen vinden we in het plakkaat van 28 October 1728 over de tolorantie der Joden te Nijkerk, dat het gebouw geen „uyterlijke forme van kerkelijk gebouw gegeven mag worden en, „van buyten niet van andere gemeene Huysen sijn te onderscheiden”.
  De straat, die thans Nieuwstraat heet, was in 1739 Jodenbreestraat genaamd. Als pachters van de Waag, vinden we in 1725 de Wed. Mordechai Italiaander, in 1731 Alexander van Rees, 1732 en 1733 Jacob van Italiaander.Toch is het niet altijd botertje tot den boom, want nu en dan steekt de naijver den kop op. Het blijkt uit de Resolutie van 3 October 1736 „des naemiddaghs. Op requeste van sommige ingezetenen aangaande de Waagmeester hebben haar Hoogwelgeboren goedgevonden het selve te stellen in handen van den Paghter van de Waagh Alexander van Rees om haar op binnen vier en twintigh uren te dienen van berigt”. Dan dadelijk „4 October des voormiddaghs. Eenige ingesetenen van het requeste omtrent de waagmeester gehoort daer over met den waagmeester ind breede gesproken.” – „5 October. Op requeste van eenige toebaxplanters alhier versoekende redres over nieuwigheden dies susteneerden door Alexander van Rees paghter van de Waagh ingevoert te syn, soo omtrent de kortinge aan den uytslagh van de Toeback, als ook de persoon die deselve weegt, alles breder in voorn. requeste vervat, hetwelcke gesteld synde in handen van voorn. van Rees ter fine van berigt, wahruyt Haer Hoogwelgeboren klaer gebleken is, dat geen de minste nieuwigheeden in deesen syn ingevoert maar dat sedert onverdenkelycke jaeren op dezelfde voet als tegenwoordigh gepractiseerd is geworden hebben Haer Hoogwelgeboren het versogt in dezen afgeslagen.”

  Terwijl den Joden verboden was, op het platteland van Gelderland te wonen, werden ze te Nijkerk, dat toen ook tot het platteland gerekend werd, niet alleen geduld maar ook beschermd en genoten ze er persoonlijke en handelsvrijheden 6).
 Uit deze en de volgende Resolutie blijkt duidelijk de gezindheid der Ambtjonkers ten hunnen opzichte: „12 Decembel 1726. Van Rees en Jacob Italiaander hebben verzocht binnen te staan (d.w.z. in de vergadering der Ambtsjonkers) 't geen toegestaan is.
 Van Rees, doende 't woord heeft geklaagt over de schippers, dat deselve niet wilden lossen in 't lJ den tabak en dat zulks altoos onder protest en met moeite deden, alsmede bewees, dat de Amsterdammer zulks werkelijk geweygerd had, verzoekende redres. 
 Vorders dat een straat mogte gemaakt worden van den Koetsendijk (de verbindingsweg van de haven naar de Jodenbreestraat) waartoe hij Maas van Dempseler en Aalt de metseler zoude teven 150 gl. zullende daartoe hooren 50 gl. arbeidsloon en 60 last steen, 't last op 4 gl. gerekent is f 240. zijnde samen 290 gl. en doordien 't Ampt de vragt enz. van zant als steen aan haer had, dat sulks wel voor 300 gl. konde gemaakt worden, 't geen hij versogt.”
 Den volgenden dag stonden de Ambtsjonkers 150 gl. voor het voorgestelde werk toe. Verder beloofden de schippers „in 't vervolg voor klagten zorge te draagen”, hetgeen toen beteekende, dat ze klachten zouden zien te voorkomen 6).

 Intusschen was in de tweede helft der 18e eeuw het bloeitijdperk van den tabaksbouw voorbij. De familie Italiaander was in getalsterkte achteruitgegaan terwijl het aantal Joden, dat den Hoogduitschen ritus in hunne gebeden volgde, toegenomen was. Het gevolg was, dat het aantal van beide partijen zoo ongeveer gelijk geworden was.
  Dit gaf aanleiding tot ontevredenheid en geschillen. De Hoogduitsche Joden wenschten nu niet langer den Portugeeschen ritus, waarop ze weinig gesteld waren, te volgen. Ze gingen hun eigen godsdienstoefeningen houden en hielden hunne samenkomsten op een zolder. Daarom verzocht Jacob Markus in 1761 voor de Hoogduitsche Joden een huis tot kerk te mogen inrichten, evenals dat voor de Portugeesche Joden geoorloofd was.
  Toch duurde het nog tot 1801, voor ze hun eigen kerkgebouw konden inwijden. Dit werd grootendeels geschonken door Salomon Nihom, die voorzitter der Hollandsch Joodsche gemeente was. De strijd, die nu tusschen beide gemeenten werd gevoerd en waarvan door van Zuiden de oorspronkelijke briefwisseling werd medegedeeld, eindige daarmede, dat de zoogenaamde Portugeesche gemeente ophield als zelfstandige gemeente te bestaan. Doch eerst in 1847 is de overgang geheel tot stand gekomen. Het kerkgebouw dezer gemeente is toen gedeeltelijk tot schoolgebouw en gedeeltelijk tot vergaderzaal ingericht. Het ameublement der kerk is naar Barneveld gebracht toen daar een synagoge gesticht is 7).
  Het honderdjarig bestaan van de kerk der vereenigde gemeenten werd den 31sten Mei 1901 feestelijk gevierd. Er was een plechtige kerkdienst, waarbij Opperrabbijn L. Wagenaar in een indrukwekkende rede deze voor Nijkerk zoo belangrijke gebeurtenis herdacht.

1) Nederl. Archief voor Kerkgeschiedenis 1922.
2) Mededeeling van den heer G. Beernik aan mij.
3) G. Beernik, Nijkerk voor twee eeuwen.
4) Van Bemmel, Beschrijving der stad Amersfoort.
5) „Soo nochtans dat bij provisie er tot naedere dispositie binnen de Vest var Nijkerk, sullen worden getolereert sodanige Joden of Smoussen, die ardaer handelen en arbeiden in de Negotie van den Toeback en 't spinnen en toebereiden van deselve” uit: (het algemeen-Gelderse) Placaet (van 28 October 1726), dienende tot elucidatie en interpretatie van het Placaet van den 21. May 1726. Over het niet mogen wonen en vernachten van Joden ten platten Lande. Zie: Groot Gelders Placaet-boek III, 441.
6) Van Zuiden, l.c.
7) Mededeeling van den heer S. Hamburger.

Mijn aantekeningen:

[1] Toch was er al in 1636 een “Portugies” die tabak verbouwde in Nijkerk, en wordt een “Pieter Caesar Italiaan” genoemd. Deze Pieter Caesar schijnt uit Harderwijk naar Nijkerk te zijn gekomen, en heeft in 1650 de begraafplaats aangekocht. Ook was hij de eigenaar van het "Huis met de Bijenkorf", waar de eerste huissynagoge was. (Bron?)
[2] Volgens J.G. Van Dillen berust dit op legendevorming.
[3] Abraham “Italiaender” Levi Vitoria was van Portugeesche afkomst, en hoewel zijn eerste vrouw -de moeder van de Nijkerkse Italiaanders- een Hoogduitse was, volgden de Italiaanders toch ook in Nijkerk de Portugeesche traditie. (Een andere tak van de familie vestigde zich in Denemarken, waar ze in Copenhagen een eigen synagoge stichtten volgens Portugeesche ritus)
[4] Via Italië naar Nederland gekomen, maar van Portugeesche oorsprong.
[5] Vitoria
[6] Misschien omdat hij met een Hoogduitse was getrouwd?
[7] Wellicht bedoelt de schrijver de gemeente Beth Jahacob, wiens Hakhamim uit/via Italië waren gekomen? Maar die gemeente bestond al lang niet meer in 1660.
[8] Honen Dalim
[9] Josuah Levy Vitoria

Huis met de Bijenkorf
 

Friday, July 11, 2014

Hakhmé Sepharad in Italia

Online works of the Sephardic Hakhamim of Italy.

This is a sequel to my earlier post, Western Sephardic Intellectual Tradition. That included some Italian Hakhamim, so if you can't find what you are looking for here, be sure to look at it as well.

I added a short "Where, When" after each name, and also included names of works I have found no links for yet.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Mose de Semtob Aben Cabib, Portugal-Napoli-Otranto, 15-16th centuries

Marpe Lason
Perus Behinath Holam
Darkhe Noham
Perah Sosan

Jacob Abennaim, Fez-Livorno, 18th century

Zerah Jahacob
Jesuhoth Jahacob

Immanuel Aboab, Oporto-Pisa-Corfu-Reggio-Venezia, 16-17th centuries

Nomologia o Discursos Legales

Samuel de Abraham Aboab, Hamburg-Verona-Venezia, 17th century

Debar Semu'el
Sepher Zikhronoth
Vs I
Vs II
Vs III
Vs IV

Hizquia David de Mordocai Abulafio, Aquileia-Livorno-Trieste, 18th century

Ben Zequnim
Vs I
Vs II

Juda de Ishac Abrabanel, Lisbon-Genova-Monopoli-Venezia-Napoli, 15-16th centuries

Dialoghi di Amore
Vs I
Vs II
Hebrew (Wikku'ah hal Ha'ahaba)

Ishac de Juda Abrabanel, Lisbon-Venezia, 15th century

Hatereth Zequenim
Yesuhoth Mesiho
Mahyene Haysuha
Masmiah Yesuha
Miphhaloth Elohim
Markebeth Hammisne
Nahaloth Aboth
Ros Amana
Samayim Hadasim
Responsa
Nebi'im Rishonim
Nebi'im Aharonim
Perus Hattora
Perus Dalalat Alha'irin

David de Selomo Altaras, Venezia, 17-18th centuries

Mishna Nequddoth Hakkoseph
Zerahim
Taharoth
Qadasim
Kelale Diqduq
Suph Debash
Dibre Habberith

Selomo de David Altaras, Venezia, 18th century

Leqet Ha'omer

Moses Altaras, Venezia, 16-17th centuries

Libro de Mantenimiento de la Alma

Eliahu de Abraham Ben Amozegh, Livorno, 18th century

Em Lammiqra
Beresith
Wayyiqra
Emeth Maphgi'ah
Vs I
Vs II
Taham Lesad
Yahane Ba'es
Nir Ledavid

Ishac Athias, Hamburg-Venezia, 17th century

Tesoro de Preceptos

Isaiah de Hayyim Athias, Livorno, 18-19th centuries

Bighde Yesah

Isaac de Isaiah Athias, Livorno, 18-19th centuries

Oth Letoba
Eseth Hayil
Zekhuth Aboth
Misrath Mose
Rob Daghan
Wayyiqra Yishaq
Tanna Weshiyyer - Pene Hammayim
Vs I
Vs II
Zerah Ishac
Vs I
Vs II

Mordocai de Isaac Asban, Africa-Livorno-Aleppo-Jerusalem,18th century

Zobe'ah Toda

Refael Isaiah de Haim Joseph David Azulai, Hebron-Livorno-Ancona, 18-19th centuries

Zihron Mose (Responsa published by his son Moses Azulai)

Elisah de Selomo Habilho, Venezia-Livorno, 18th century

Path Lehem
Vs I
Vs II
Habodath hattamid
Vs I
Vs II
Hamon Hoghegh

Isaac Cardoso, Celorico-Verona, 17th century

Las Excelencias de los Hebreos
Philosophia Libera

Hanania de Menahem Cases, Firenze, 17-18th centuries

Qin'ath Sopherim
Hoq Leyisra'el

Moisè de Samuel Cases, Mantova, 16-17th centuries

Masekheth Middoth
Masekheth Hullin

David Castelli, Livorno-Pisa-Firenze, 19th century

Leggende Talmudiche, Traduzione con Prefazione Critica
Vs I
Vs II
Il Libro del Cohelet, volgarmente detto Ecclesiaste, tradotto dal testo Ebraico con introduzione critica e note
Vs I
Vs II
Vs III
Il Messia Secondo gli Ebrei
Vs I
Vs II
La Legge del Popolo Ebreo nel suo Storico Svolgimento
A conjecture on Job
The Future Life in Rabbinical Literature
L'Ecclesiaste, Traduzione e Studio Critico
Il Diritto di Testare nella Legislazione Ebraica
Della Poesia Biblica
Il Commento di Sabbatai Donnolo al Libro della Creazione
La Profezia nella Biblia
Storia degli Israeliti Secondo le Fonti Bibliche Criticamente Esposte
Il Cantico dei Cantici, Studio Esegetico, Traduzione e Note
Il Poema Semitico del Pessimismo (Il Libro di Job), Tradotto e Commentato
Gli Ebrei, Sunto di Storia Politica e Letteraria


Abraham Isaac Castilho, Ancona-Livorno, 18th century

Qol Millin
Oracion Doctrinal

Abraham Catalano, Padova, 16-17th century

Holam Haphukh

Joseph de Samuel Cattan, Fez-Livorno-Venezia, 17th century

Kethoneth Yoseph
Derus Jithro (ms)

Aaron de David Cohen, Ragusa-Venezia, 17th century

Zeqan Aharon (with Selomo Oeb's Semen Hattob)

David Hayyim Corinaldi, Reggio-Livorno-Trieste, 18th century

Beth David

Joseph de Mordocai Corcos, Livorno?, 19th century

Yoseph Hen
Vs I
Vs II

Tranquillo Vita (Hisquiau Manoah Hayyim) de Ishac Corcos, Roma, 17-18th centuries

Discorso Accademico
Protesta

Israel de Immanuel Costa, Livorno, 19th century

Ki Nahar Yisra'el
Yasir Yisra'el
Miqwe Yisra'el
Harabim Bethokhah
Beth Hazzikkaron

Joseph de Immanuel Ergas, Livorno, 17th century

Dibre Yoseph
Minhath Yoseph
Vs I
Vs II
Somer Emunim
Tokhahath Meghulla - Hassad Nahas

Benjamin Espinosa, Livorno, 18th century

Peri Hes Hadar
Yephe Noph
Beth Hahezer
Sahar Benjamin
Newe Qodes

Joseph Sabbethai Farhi, Livorno, 19th century

Toqpo sel Yoseph
Hose Phele
I
II
III
Gedolim Mahase Adonai
Vs II
Nora Tehilloth
Rokheb Haraboth
Seber Bath Hammi

Immanuel Frances, Mantova-Livorno, 17th century

Metheq Sephathayim
Diwan

Joseph Frances, Ferrara, 16th century

Perus Behinath Holam

Abraham de Samuel Guedalia, Jerusalem-Verona-Livorno, 17th century

Berith Abraham
I
II

Isaac Guetta, Trieste-Safed, 18-19th centuries

Sede Ishac
I-II
III
IV

Ishac de Selomo Gabbai, Livorno, 17th century

Kaph Nahath
I
II

Jacob Israel de Samuel Haggiz, Fez-Livorno, 17th century

Hes Hahayyim
Zerahim
Vs I
Vs II
Mohed
Vs I
Vs II
Nasim
Vs I
Vs II
Vs III
Neziquin
Vs I
Vs II
Vs III
Qadasim
Vs I
Vs II
Vs III
Taharoth
Vs I
Vs II
Vs III
Halakhoth Quetannoth
I
I-II
Vs II
Orah Misor
Vs I
Vs II
Sepher Zikkaron Libne Yisra'el
Qorban Minha
Tehillath Hokhma

Moses de Jacob Haggiz, Jerusalem-Livorno-Venezia-Amsterdam-Altona-Sidon-Safed, 17-18th centuries

Leqet Haqqemah
Orah Hayyim
Yore Deha
Vs II
Mishna
Vs II
Sephath Emeth
Vs I
Vs II
Elle Hammiswoth
Elle Massahe
Seber Posehim
Seror Hahayyim
Misnath hakhamim
Sete Hallehem
Milhama Ladonay
Vs I
Vs II
Lemahan Dahath Kol Hamme Ha'ares

Israel Mose Hazzan, Izmir-Roma-Corfu-Alexandria-Sidon, 19th century

Kerakh Sel Romi
Nahala Leyisra'el
Successione per Israele
Quin'ath Siyyon
Se'erith Hannahala
Iyyé Hayyam

Joseph de Josuha Acohen, Avignon-Genova, 16th century

Hemeq Habbakha

Mal'aki de Jacob Acohen, Livorno, 18th century

Yad Mal'akhi
I
II
III

Sibhe Toda
Vs I
Vs II

Hayyim Abraham de Mose Israel, Jerusalem-Rhodes-Candia-Alexandria-Livorno-Ancona, 18th century

Beth Abraham
Vs I
Vs II
Vs III

Amaroth Tehoroth
Vs I
Vs II
Vs III

Isaac de Samuel Lampronti, Ferrara, 17-18th centuries

Pahad Yishaq
Aleph-Beth
Vs I
Vs II
Vs III
Gimel-Dalet
Vs I
Vs II
ג-חז
He-Waw-Zayin-Het
Vs I
Vs II
Het-Tet
Vs I
Vs II
Yod-Kaph-Lamed
Vs I
Vs II
Mem
Vs I
Vs II
Nun
Samekh
Hayin
Pe
Saddi-Qoph
Qoph-Res
Sin
Tau

Tesuboth - Tephillin Hol Hammohed (ms)

Abraham de Ishac Laniado, Aleppo-Safed-Venezia, 16-17th centuries

Maghen Abraham
Nequddoth Hakkeseph
Vs I
Vs II

Isaac de Eliezer Leon Abensur, Ancona, 16th century

Meghillath Ester on Sepher Hammiswoth
Happesaq

David Israel de Eleazar Meldola, Mantova-Livorno-Firenze, 17th century

Emuna Omen

Eleazar de David Israel Meldola, Firenze-Livorno, 17th century

Halakha Wehaggada

Iacob Hai de David Meldola, Livorno, 18th century
Iyyob with Spanish translation

Samuel de Jacob Meldola, Mantova, 17th century

Rephu'oth Tehala
Qeri'ath Semah
Debar Semu'el

Mose Hai de Jacob Refael Hai Melul, Livorno, 18th century

Qorban Haghigha
Miqra'e Qodes (ms)

Ishac Joseph Nunes Vais, Livorno, 18th century

Si'ah Ishac
Haghigha
Vs I
Vs II
Yoma
Vs I
Vs II
Vs III

Ishac de Aser Pacifico, Livorno, 17-18th century?

Mispat Salom

Jacob de David Pardo, Ragusa-Spalato-Venezia, 18th century

Quehillath Jahacob
Miskenoth Jahacob
Appé Zutré
Minhath Aharon
Mizbah Kappara
Toqpo Sel Nes on Mahase Nissim

David de Jacob Pardo, Venezia-Ragusa-Sarajevo-Spalato-Jerusalem, 18th century

Maskil Ledavid
Mikhtam Ledavid
Mizmor Ledavid
Lamenasse'ah Ledavid
Sosannim Ledavid
I
II
Hasde David
I
II
III
IV
Siphhath Rebibim
Siphré Debé Rab
Sekhiyyoth Hahemda
Huqqath Happesah
Sira Hadasa

Jacob Vita de David Pardo, Ragusa-Padova, 19th century

Perus Mikha

Mose Aharon Rahamim Piazza, Livorno, 18th century

Dereh Jesara
Ora Wesimha

Samuel Qalaʿi, Venezia, 16th century

Mispete Semu'el

Mordocai Robbio, Livorno?, 18th century

Semen Hammor

Abraham Hayyim Rodrigues, Livorno, 18th century

Orah Lassaddiq
Vs I
Vs II

Jacob de Ishac Sahalon, Roma-Ferrara, 17th century

Osar Hahayyim
Margaliyyoth Toboth
Yesuhoth Yahacob
Titten Emeth Liyahacob
Quehillath Yahacob
Sahala Werinna
Derusim

Mordocai de Jacob Sahalon, Ferrara, 18th century

Mesis Umelis
Meghillath Neharoth

Joseph de Benjamin Samega, Salonika-Venice, 16-17th centuries

Porath Yoseph
Miqra'e Qodes
Vs II
Dereh Yamin
Vs II

Joseph Hayyim Aben Samun, Livorno, 18-19th centuries

Heduth Bihoseph
I
II

Hizquia Da Silva, Livorno-Jerusalem, 17th century

Peri Hadas
Vs I
Vs II
Vs III
Mayim Hayyim
Bina Wadahath

Samuel Usque, Ferrara-Safed, 16th century

Consolaçam ás tribulaçoens de Israel

Jehuda Uzziel, Spain-Venezia, 16-17th centuries

Beth Hahuzzi'eli

David de Solomon Aben Yahya, Lisbon-Napoli-Corfu-Larta, 15-16th centuries

Leson Limmudim
Vs I
Vs II

Joseph de David Jacchia, Firenze-Imola, 16th century

Commento ai Ketuvim o Agiografi

Gedalia de Joseph Aben Yahya (Jacchia), Imola-Ferrara-Rovigo-Salonica-Alessandria, 16th century

Salseleth Haqqabbala
Vs I
Vs II
Vs III

David de Mazaltob Zacuto, Modena, 18-19th centuries

Zekher David
Limmude Adonay

Moses de Mordocai Zacuto, Amsterdam-Poznan-Padova-Venezia-Mantova, 17th century

Beth Tephilla
Yesod Holam
Qol Haremez
Tophte Harukh
Tiqqun Hassoth
Tiqqun Sobabim
Iggeroth
Responsa

Yosef Zark, Napoli

Rab Pehalim
Bahal Hallason