Reeds in
het jaar 1781 bezaten zij er een eigen synagoge
op dezen
bij de vroedschap nader zal zijn gelet en geresolveerd".
Wel begreep
men, dat het opnemen dezer menschen in de stad zijn beteekenis kon hebben voor
de welvaart, doch wat men den een toestond kon den ander niet geweigerd worden:
ook den Katholieken zou dan meer vrijheid moeten worden toegestaan. Tegen de
vestiging op zichzelf bestonden eigenlijk geen bezwaren, tegenhet openlijk
belijden der religie daarentegen wel, vandaar dat men na de eerste besprekingen
met bovenvermelde requestranten wel vrijheid van geloof toezeggen wilde, doch
een openbaar Godshuis weigerde, met welk besluit de Portugéesche Joden zich
niet konden vereenigen.
Zooals de
historicus J. S. da Silva schrijft in zijn bijdrage omtrent de pogingen tot vestiging
van Portugeesche Joden te Haarlem is het, na de verkregen
toestemming, toch niet tot een vestiging gekomen, althans niet in den zin van een
gemeente. Wat ertoe heeft geleid, dat men een verzoek heeft ingediend en na
verworven sanctie daarvan gebruik maakte, is niet met zekerheid te zeggen. Of
de eisch van minstens 50 gezinnen te hoog werd beschouwd blijft een open vraag,
omdat in dien tijd nog steeds families in Holland gekomen zijn en het wel degelijk
mogelijk zal zijn geweest om met een aantal gezinnen als verlangd was, daarheen
te verhuizen. Misschien hebben de genoemde personen elders eveneens hetzelfde verzoek
ingediend en verkregen zij aldaar eerder een bevredigend antwoord, zoodat ze de
goedkeuring van Haarlem niet meer behoefden. Hoe het ook
zij, van een vestiging omstreeks dien tijd (1605) is niets gekomen. Ook later
nog, in 1634, bleef een aanbieding van Portugeesche Joden om met tien getouwen
naar Haarlem te komen om „de Draperye van de Segovische wolle te exerceeren”
zonder resultaat. In het Memoriaal van de Resolutiën van Heeren Burgemeesteren
vond ik nog, dat in 1660 wederom besprekingen met „die van de Joodsche natie”
zouden worden gevoerd tot het „transporteeren hunner woonplaats” naar hier, maar
het is niet zeker of dit betrekking heeft op Sephardische of Asjkenasische
Joden. Toch schijnt er in lateren tijd wel een kleine Portugeesche Joodsche
gemeenschap te hebben bestaan, gelijk dit ook in andere steden het geval was.
Een aantal decennia
geleden ontdekte de heer M. Henriques Pimentel te 's Gravenhage een manuscript,
in het bezit van een particulier, dat tot titel droeg „Escavoth do K. K. „Migdal
David" em Haerlem na quinta do Sr. Elisah H. de Castro, eregodo por seu
avo o B. A. Sr. David Henriques de Castro. D. G. M." (Zielsgebeden van de
gemeente „Migdal David" te Haarlem op het landgoed van den heer Elisah
H. de Castro, opgericht door zijn grootvader, den heer David Henriques de
Castro, zaliger gedachtenis). Genoemde heer Pimentel vermoedde, dat deze vondst
van beteekenis was en stelde zich in verbinding met den toenmaligen
bibliothecaris der Portugéesche gemeente in Amsterdam, den heer D. Montezinos,
die nadere gegevens vermocht te vinden, waardoor omtrent dit feit wat meerlicht
kon worden verspreid.
Op Vrijdag
22 Tamoez werd daar het huwelijk voltrokken tusschen één der stichters, Isaac,
met Hava van Nathan Palache. (Een zeer vreemde datum, echter niet onmogelijk in
uitzonderingsgevallen en in een kleine afgelegen synagoge als deze wel aannemelijk).
De rabbijn, die het huwelijk inzegende, was de bekende Chacham Daniel aCohen
d'Azevedo van Amsterdam , terwijl als voorlezer fungeerde
een zekere Joseph Jessurun Pinto. In een gedichtenverzameling van Franco, die
zich in de bibliotheek van „Ets Haim" te Amsterdam bevindt en waarin een
gedicht op dit huwelijk is te vinden, treffen wij ook een door hem vervaardigd
gezang aan ter gelegenheid van de eerste Simchat Thora-viering in de Synagoge
te Haarlem, waarbij Samuel Levi Ximenes Chatan Thora en Abraham Mendes da Costa
Chatan Beresjiet was.
Door deze
historische gebeurtenissen en opteekeningen wordt de authenticiteit van het
bewuste manuscript bewezen. Het bevat een menigte namen van achtenswaardige Portugéesche
families uit die dagen zooals Pinedo da Silva Capadoce, Cohen Caminha, Coronel
Belmonte, Pereira de Ponte, Azevedo Athias, Abohab de Paz, Suasso de Pinto, Namias
de Castro, Rodrigues Constantina, Lopes Colasso, Buzaglo de Paz, Aletrino
Chaves, Souza Gareia, Franco Mendes de Sola en nog vele anderen van de Sephardische
gemeente in Amsterdam, waaruit kan worden geconcludeerd, dat het verband met de
families in de hoofdstad, ondanks den afstand, even sterk gebleven was.
Zoo staat
dus vast, dat Portugéesche Joden zich reeds vóór 1781 in Haarlem ophielden, en er sinds dat jaar een
bedehuis bezaten, dat niet onaanzienlijk en van genoegzame beteekenis-geacht
mocht worden. Door de groote financieele draagkracht van de kleine gemeenschap kon
deze synagoge geheel uit eigen middelen bekostigd en onderhouden worden naar we
mogen veronderstellen. In 't handschrift treffen we voorts nog vrij hooge
contributies aan zonder dat men aan steun van Overheidswege behoefde te denken.
Vandaar dan ook, dat in de officieele acten en de Memorialen van den Raad van
Haarlem niets omtrent een synagoge der Portugéesche Joden vermeld wordt.
Niettemin
is het bestaan door de verschillende geschiedkundige gegevens bevestigd. Het
leek mij daarom alleszins de moeite waard om dit feit aan de vergetelheid te
ontrukken.
No comments:
Post a Comment